ALNN is al geruime tijd een, door de RvA (onder registratienummer L320) geaccrediteerd bedrijf. De RvA accrediteert testlaboratoria op basis van de norm ISO/IEC 17025. Geaccrediteerde laboratoria zijn verplicht om deel te nemen aan ringonderzoeken: onderzoeken waarbij de testresultaten van verschillende laboratoria met elkaar worden vergeleken om zo de kwaliteit te waarborgen.
Zie voor meer informatie de onderstaande links:
Het Agrarisch Laboratorium Noord Nederland verricht fysisch en chemisch onderzoek in veel uiteenlopende producten, welke aangeleverd worden door de opdrachtgever, een ophaaldienst of een in eigen beheer gevormde monsterneming dienst. ALNN beheert de analysegegevens voor de opdrachtgevers en brengt desgevraagd advies uit aan de opdrachtgever. Hiertoe heeft ALNN expertise op het terrein van landbouwkundige advisering. Voor monsters die worden aangeboden is ALNN alleen verantwoordelijk voor het uitvoeren van de monstervoorbehandeling en het analytisch onderzoek.
In 1915 is het veevoederbureau van de Friesche Mij van Landbouw opgericht. Vanuit dit bureau wordt in de jaren dertig geconstateerd, dat er vraag naar ruwvoeronderzoek ontstaat.
In de jaren dertig wordt in Friesland begonnen met het gewasonderzoek. Het is de tijd van de crisisjaren. De veehouderijbedrijven hebben ruwvoer van “slechte” kwaliteit en zijn genoodzaakt om meer krachtvoer te geven. Hierdoor ontstaat een onrendabele bedrijfsvoering.
In 1937 wordt onderzoek opgestart naar de mogelijkheden van conservering van het ruwvoer als kuil. Tevens begint onderzoek naar de mogelijkheden van gedroogd gras ter vervanging van krachtvoer. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland in het gebouw van de Gezondheidsdienst voor Vee in Leeuwarden. Het ruwvoer- en grasdrogerij onderzoek heeft vanaf die tijd een enorme groei doorgemaakt. Ook was men tevens begonnen met proeven voor het grondonderzoek.
In 1949 moet een nieuw laboratorium worden opgericht i.v.m. de groei van alle onderzoeken. Men wil dit laboratorium in Friesland bouwen, waarbij ook het grondonderzoek serie matig zal worden opgepakt.
De overheid ziet echter inmiddels het belang van onderzoek voor de totale economie in en wil daarom subsidie verlenen. De overheid wil echter het onderzoek centraal laten verrichten voor heel Nederland. In Friesland wordt hier ernstig bezwaar tegen gemaakt, door vooral de landbouw organisaties.
Hierna is er een landelijk compromis gesloten. Het voeronderzoek in Friesland en Groningen en het onderzoek voor grasdrogerijen wordt in Leeuwarden onderzocht (in het gebouw van de Coöperatieve Stremsel- en Kleurselfabriek ) onder de naam van Bedrijfslab. voor de Landbouw in Friesland. Het ruwvoer onderzoek van de rest van Nederland en het grondonderzoek van heel Nederland moet naar het centraal gelegen Oosterbeek.
In 1975 is het in Leeuwarden opnieuw nodig uit te breiden. Men besluit tot nieuwbouw op het adres Snekertrekweg 81 te Leeuwarden. De naam wordt Bedrijfs Laboratorium Noord-Ned.
In 1990 komt er een fusie tot stand tussen BLNN en BLGG.
Er vinden tot dan in de binnen- en buitendienst van het BLNN ca. 40 mensen werk.
Per 1 januari 1996 is het Agrarisch Laboratorium Noord-Ned./ ALNN BV opgericht.
Vanaf die datum is er laboratorium- en kantoor ruimte gehuurd van de Gezondheidsdienst voor Dieren te Drachten In eerste instantie bestaat de onderneming uit 4 eigenaren, werkende in de binnendienst en ca. 10 mensen in de buitendienst (monstername).
In 1997 is het noodzakelijk om uit te breiden. Na overleg met de G.D. bleek dat dit niet mogelijk was binnen hun bedrijf waarna besloten werd een andere locatie te zoeken. Vanaf 1 augustus 1997 was dit de zuivelfabriek van Warga. Dit betekende ca. 10 keer zoveel ruimte zonder voordeurdeling.
Sinds 17 september 2007 is ALNN gevestigd in een nieuw gebouw aan de Kruilier te Ferwert. ALNN heeft gekozen voor de verhuizing vanuit Warga naar Ferwert omdat het een stuk efficiënter werkt in het nieuwe gebouw. Zo was het bedrijf in Warga voor een groot gedeelte gevestigd op de bovenste verdieping. Goederen dienden met de trap omhoog gebracht te worden. Dat is in het nieuwste bedrijfspand niet meer het geval. Verder is het pand eigendom van ALNN en geen huur, een goede investering voor de toekomst.
De jaren omstreeks de verhuizing verscherpen de regels op het gebied van mest, grond en (dierlijk)voer. Zo word er een zogenaamde “derogatie”-regeling geïntroduceerd. Een uitzonderingsregeling, komende vanuit de EU, waarbij in bepaalde landen meer bemest mag worden. Hier hangt wel aan vast dat de agrariër zijn grond minimaal eenmalig per 4 jaar moet laten onderzoeken door een laboratorium.
Verder worden regels voor ruwvoer strenger en uitgebreider. Veel partijen dienen, afhankelijk van de soort, apart bemonsterd te worden en er dient een afmeting opgenomen te worden. Met deze afmeting kan de totale kg fosfaat berekend worden. Aan de hand van deze gegevens kan er gekeken worden of de agrariër wel of geen fosfaatruimte op zijn bedrijf heeft.
Door de, eerder genoemde, steeds groter wordende verplichting van het analyseren van mest, grond en (dierlijk)voer is het ALNN een groeiend en flexibel bedrijf. De doelgroepen van het ALNN zijn ook groeiende, met o.a. veel veehouders en akkerbouwers in de klantenkring. Momenteel werken er bij het ALNN ca. 10 mensen intern en ca. 40 als zelfstandige ondernemers. Van de 4 oprichters is alleen Jan Swart nog in het bedrijf werkzaam als directeur en eigenaar. De andere oprichters hebben in de loop der jaren andere paden gevolgd in binnen- en buitenland.
